Van 1863 tot 1958
De R.B.S.C. werd in 1863 opgericht door een groep Gentenaars die zich tot de zeilsport aangetrokken voelden. Het clubleven startte op de Leie met vijf zeilboten. Het duurde niet lang of deze kleine kern groeide uit tot een levendig centrum. In 1893 was de vloot reeds uitgegroeid tot 41 eenheden.
In 1906 werd de club opengesteld voor kandidaat-leden met motorboten. Alle activiteiten gingen door op de Leie, alhoewel reeds tussen 1888 en 1900 de Algemene Vergadering overstelpt werd met vragen om wedstrijden op de Westerschelde in te richten, wat tot 1904 geweigerd werd, daar "het gevaar te groot was en de club dusdanig risico niet kon nemen"! In 1912 richtte de R.B.S.C. zeilwedstrijden in op het kanaal Gent-Terneuzen, die de beroemde internationale roeiwedstrijden van Terdonck voorafgingen.
De club heeft van in den beginne belang gehecht aan eenheidsklassen, en bekleedde vlug een belangrijke plaats in competities georganiseerd door het Belgisch-Nederlands verbond, dat toen de yachting reglementeerde van beide landen. Met de oorlog van 1914-18 kwam alles tot een stilstand. In 1921 verhuisde de club van de Leie naar het kanaal Gent-Terneuzen, eerst op het "Sailing Island" (nu de Papierfabriek) en daarna op de huidige plaats op het schiereiland te Langerbrugge, waar in 1926 een clubhuis werd opgericht door toedoen van Commodore Marcel De Clercq.
Dan volgden de roemrijke jaren van de Nationale 5 m en 6 m klassen, de internationale 12 voet jollen, daarna "les Chats". Er waren ook grote Belgische en internationale ontmoetingen: de Coupe Marseillaise, de Schelde trophy, enz. In de jaren 30 voerde, naar voorbeeld van de R.Y.C.O., de club de Papillon klasse in. Wegens de sterke industrialisatie verlieten de leden het kanaal om de Westerschelde te bevaren. Vanaf 1937 werd geijverd om een basis op de Schelde te bekomen, wat door de oorlog zou gedwarsboomd worden. De club verhuisde wegens de vijandelijkheden opnieuw naar de Leie, waar kleinere boten zoals de Olympische jol aan hun trekken kwamen.
Met de bevrijding keerde men terug naar Langerbrugge. De grenzen waren maar pas geopend of de leden haastten zich de Schelde op. De club bekwam eerst een basis achter de sluis van Terneuzen en in 1947 werd, met medewerking van Nederlandse Yachtsmen, de jachthaven van Terneuzen in open water gesticht. Dit alles dank zij de stuwende kracht van de in 1945 benoemde Commodore Henri C. Leten.
Een nieuwe uitbreiding geschiedde in 1951: het beheer van de jachthaven van Zeebrugge werd aan de R.B.S.C. toevertrouwd. Vanaf dan werd het mogelijk een wijde keuze van zeilwaters aan de leden te bieden. In dezelfde periode bevestigde de club haar internationale betekenis: ze gaf start aan de Firefly-klasse, later aan de Finn-klasse, en grote meetings werden ingericht, die de beste zeilers uit Europa aantrokken. Op gebied van zeezeilen werd de formule van de R.O.R.C. aangenomen en toegepast, en zou in 1953 de eerste grote zeewedstrijd in België de "Light Vessel Race", worden gezeild Deze wedstrijd kende van in den beginne een groot succes. Tweemaal richtte de club ook de grote internationale toervaart voor motorjachten, de "Pavillon d'Or" in.
Als eerste club op het Europees vasteland werd door de R.B.S.C. de tweemansboot voor de jeugd, de Cadet, ingevoerd, die dadelijk van een enorme belangstelling zou genieten.
In 1958 werd voor de eenheidsklassen een nieuwe basis ingericht op de Braakman. Gedurende verschillende jaren zou dit natuurreservaat veel belangstelling wegdragen, tot het jammer genoeg om commerciële redenen, in een Nederlandse privé-exploitatie overging.
Van 1963 tot 1996
In 1963 vierde de R.B.S.C. haar eeuwfeest, met o.a. een indrukwekkende vlootparade te Zeebrugge, in aanwezigheid van hare erevoorzitter Z.K.H. de Prins van Luik, de huidige Koning Albert II.
Wegens de industrialisatie van het Kanaal Gent -Terneuzen en het verlies van de Braakman in 1974, drong zich het gebruik van een nieuwe watervlak voor eenheidsklassen op. Onder impuls van Commodore Henri C. Leten kwam te Heusden de basis van het Damslootmeer tot stand, waar nu zwaardboten en zeilplanken met succes de watersport beoefenen.
Gelet op de toename van de beroepsvaart en de uitbreiding van de handelshaven te Zeebrugge was het inrichten van trainingen en wedstrijden voor eenheidsklassen in de voorhaven niet meer mogelijk, zodat de club deze activiteiten naar de strandclubs te Duinbergen en Het Zoute verlegde. Vanaf april tot eind september kunnen hier talrijke eenheidsklassen, multihulls en zeilplanken trainen of deelnemen aan belangrijke wedstrijden op nationaal en internationaal niveau, georganiseerd door de R.B.S.C.
De activiteiten op het Damslootmeer namen in dermate toe, dat een betere accommodatie zich opdrong. In 1980 werden een loods en een clubhuis gebouwd, een gedurfde onderneming. Dit dankzij de Commodore Leten.
1985 werd voor de Kustbasis een belangrijk jaar met in de maand juli de plechtige inwijding van de nieuwe zeesluis in het uitgebreid havencomplex van Zeebrugge, en de daaraan verbonden zeil- en watersportactiviteiten. In augustus kregen wij de finish van de "Tour de l'Europe" voorbehouden aan de grootste zeegaande multihulls. Een uniek spektakel.
In 1988 vierde de R.B.S.C. zijn 125 jaar bestaan. Het werd een jaar rijk aan gebeurtenissen en promotie voor de watersport.
In 1995 bezocht de "Cutty Sark Tall Ships Race" de haven van Zeebrugge ter gelegenheid van haar honderdjarig bestaan. Een uniek spektakel waaraan clubleden actief deelnamen.
1996 tot...
1995-96 was ook het begin van de uitbreiding van de Jachthaven te Zeebrugge, die onder impuls van Commodore Pierre Vanderhaeghen uitgegroeid is tot een volwaardig modern geheel.
In 1999 eindigde het pachtrecht op het Damslootmeer en, stelden de eigenaars het te koop. Na rijp beraad en raadpleging van de actieve leden besloot het Bestuur tot de aankoop ervan; een belangrijk watervlak dat nu volle eigendom is van de club. Commodore Pierre Vanderhaeghen heeft zich hiervoor volledig ingezet. Tot groot verdriet overleed hij kort nadien, na een langdurige slepende ziekte.
De Raad van Beheer heeft dientengevolge eenparig André Annicq als zijn waardige opvolger tot Commodore aangesteld.
Sedert 1863 hebben de Raad van Beheer en leden onder de leiding van hun respectievelijke Comités en Commodores, door een energiek, wijs en scherpzinnig beleid, de R.B.S.C. uitgebouwd tot wat ze nu is.
Marcel Leeman.